Ambtsgeheim 09-12

09 - Wie wordt het?

Wat wordt het? Wie wordt het? Ik weet er eerlijk gezegd niet het goede antwoord op. Ik weet slechts dat ik diep ongelukkig ben met het verloop van de kabinetsformatie tot nu toe. Omdat alles beyond my imagination is.

Wat wordt het? Dat wat het meest voor de hand ligt dus duidelijk niet. Er is al veel gezegd en geschreven. Ik houd het er slechts op dat de hoofdrolspelers van de eerste formatieronde zich niet hebben laten inspireren door de Engelse uitdrukking rising to the occasion. Het vervolg van de formatie krijgt nu iets van Israëlische kabinetsformaties. Allerlei partijen worden bijeengebracht om een minimale meerderheid in het parlement bij elkaar te sprokkelen. Hetgeen de laatste benodigde partij, meestal ook de kleinste, de grootste invloed geeft. Als dan nog mensen in de grotere partijen de strategische domheid begaan openlijk een van de potentiële regeringspartijen ongeschikt te verklaren, dan maken zij de overblijvende partijtjes alleen maar duurder. Er zijn mensen die denken dat de prijs alleen bij de opstelling van het regeerakkoord moet worden betaald. Het voorbeeld van Israël leert dat die prijs bij ieder wezenlijk onderwerp opnieuw moet worden betaald.

De vaststelling dat de chemie tussen de onderhandelaars in de eerste ronde niet goed was, heeft bij mij de uitdrukking in herinnering geroepen dat democratie een systeem van georganiseerd wantrouwen is. Die is niet afkomstig van sociaal-democraten maar van klassiek-liberalen. Van degenen die de checks and balances in het politieke bedrijf hebben geïntroduceerd. Christen-democraten hebben de neiging zich daarboven te verheffen. Maar linksom of rechtsom komen ze altijd uit bij stromingen die het verstandshuwelijk een dubbeldik pakket aan huwelijkse voorwaarden willen meegeven. Het oude regeerakkoord moest op een a4-tje passen. Het schijnt dat informateur Donner dat werkelijk heeft geprobeerd met allerlei typografische verkleiningstechnieken. Maar voor de financiële paragraaf waren hoe dan ook meer velletjes papier nodig. Het winnen van het vertrouwen van de derde en misschien wel vierde partij die nu aan tafel mogen aanschuiven zal ook zo zijn precieze en omvangrijke bewoordingen vergen.

Wie wordt het? Zo ongewis als de uitkomst is van de formatieonderhandelingen, zo ongewis is de personeelsbezetting van het nieuwe kabinet. Want willen alle zittende CDA- en VVD-bewindslieden wel worden geprolongeerd? Het oude kabinet beloofde aanvankelijk dat na het bitter er toch zoet zou zijn. De nieuwe regeerperiode belooft slechts zuur. Dat is niet prettig regeren. Zeker als je inmiddels weet hoe er in het veld waarbinnen je opereert, over wordt gedacht. En je jezelf wellicht op bepaalde posities hebt laten vastpinnen.

De doorsnee ambtenaar kan slechts speculeren over de uitkomst. Daarin verschilt hij niet wezenlijk van iedere andere betrokken burger. Loyaal als hij is zal hij zich voegen. Maar hij vraagt zich wel af, wat het verloop van de formatie betekent voor de sfeer in het nieuwe kabinet. Wat zal de chemie zijn tussen de verschillende bewindslieden? Want met die diepsnijdende bezuinigingen die moeten worden gerealiseerd is eensgezindheid binnen het kabinet een vereiste.

Daan Vorán

(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 24 april 2003)

 

10 - Woensdag Gehaktdag

Het is niet altijd prettig vooraan te mogen staan. Van de week in de Tweede Kamer, tijdens de plechtige aanbieding van het Rijksjaarverslag over 2002, houdt de president van de Algemene Rekenkamer de minister van Financiën treiterig een staatje voor. Daaruit moet blijken dat de departementen toch minder goed met hun geld zijn omgegaan dan de minister heeft beweerd. De scène had iets van het jongetje dat een olifantje een Rolo aanbiedt om, net als het dikhuidje het aanbod lijkt aan te nemen, het snoepgoed snel zelf in de mond te nemen. We weten van het Sterspotje hoe het dier jaren later revanche neemt…

Dat vooruitzicht stemt niet vrolijk. Helemaal niet tegen de achtergrond van het Hoofdlijnenakkoord dat CDA, VVD en D66 zijn overeengekomen. De aanstaande regeringspartijen hebben daarin hun samenwerking het motto ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ meegegeven. Het gaat me als toegewijd ambtenaar in het bijzonder om het laatste. De bureaucratie maakt de overheid minder doeltreffend en doelmatig dan gewenst. Schrijven de informateurs. Daartegenover moet de effectiviteit, slagkracht en ‘luisterend vermogen’ van de overheid worden vergroot. Het nieuwe kabinet is daarom terughoudend met het maken van nieuwe beleidsnota’s en studies. Wettelijke verplichtingen om periodiek beleidsnota’s uit te brengen worden geschrapt. In een toelichting zei een van de onderhandelaars, dat de ambtenaren elkaar minder bezig gaan houden. Ik ben daar helemaal voor. Al heb ik zo mijn twijfels over de realiteitswaarde. Bepalen ambtenaren hun eigen agenda? Of wordt die nog steeds bepaald door het gemeen overleg tussen de wetgevende en uitvoerende macht? Of door de wijze waarop bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer haar controlefunctie interpreteert? Als die zo openlijk ministers op de vingers blijft tikken, belooft dat niet veel goeds voor het terugdringen van de bureaucratie. Want dan lijkt het er toch op dat de letterlijke regelgeving het gaat winnen van de geest van diezelfde regelgeving.

In de afgelopen jaren is de aandacht voor de uitkomsten van beleid groter geworden. Terecht. Al weet Prinsjesdag met de aankondiging van nieuw beleid nog steeds beduidend veel meer belangstelling op te wekken dan de Verantwoordingsdag, waarop de resultaten ervan worden bekend gemaakt. Een peiling van Radio West onder winkelend publiek liet daar geen misverstanden over bestaan. Verantwoordingsdag, de Derde Woensdag in mei, Woensdag Gehaktdag, het zegt veel mensen niets. Maar dat laat onverlet dat zij tegelijkertijd willen dat politieke beloften worden waargemaakt, dat nieuwe regels worden gehandhaafd. Aan controle valt dus niet te ontkomen. De strengheid ervan moet echter niet zo meedogenloos zijn dat ambtenaren meer bezig zijn met zich in te dekken tegen een mogelijke berisping, dan creatief zoeken naar een pragmatische aanpak voor maatschappelijke vraagstukken. Departementale accountantsdiensten, ‘operational auditors’, de interdepartementale accountantsdienst, de Algemene Rekenkamer, de Tweede Kamer, de ‘controletoren’ heeft de afgelopen jaren aan hoogte gewonnen. Als het nieuwe kabinet de ambitie van ‘minder regels’ serieus wil nastreven, dan kan de samenhang binnen de controletoren niet onbesproken blijven. Een doelmatigheidstest is dan ook hier gewenst. Het zou de Algemene Rekenkamer niet misstaan hierin voorop te gaan. Dat getuigt van meer respect dan die pesterige terechtwijzing…

Daan Vorán

(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 22 mei 2003)

11 - Pa-sagne

Mag ik u eens een gewetensvraag stellen? Ik hou nogal van koken. Steeds als ik iets Italiaans maak, verbaas ik me over de algemene bereidingswijze van de pasta, zoals die op het pak staat aangegeven. Breng een ruime hoeveelheid water aan de kook: 4 liter voor 500 gram! Houdt u zich letterlijk aan dergelijke aanwijzingen? Gebruikt u van die grote pannen voor het koken van macaroni of spaghetti? Als u het niet verder vertelt wil ik hier wel bekennen dat ik het niet doe. Ik heb niet eens zo’n grote pan. Gelukkig heb ik tot op heden nog geen inspectie op het Italiaans koken aan mijn broek gekregen. Anders zou mijn reputatie in de straat ernstig geschaad kunnen worden. Nu scheppen mijn dochters nog op over de kwaliteit van vaders lasagne. Niets lekkerder dan Pa-sagne…

Ik hou er in het algemeen niet van als er bij mij in de keuken wordt gekeken. De vrije interpretatie van de kookvoorschriften, de ontspannen omgang met de hygiëneaanbevelingen… ik zou niet graag in de positie komen dat u mij daar kritisch over gaat bevragen.

Ben ik anders dan u? Als het om de commerciële keukens van de horeca gaat zijn we in ieder geval allemaal veel strenger dan thuis. Terecht, hoor ik u denken. Je wilt niet graag wat oplopen als je uit eten gaat. Maar hoe ver moet die strengheid gaan? Onlangs klaagde een restaurateur in een krant over de vele regels die op zijn bedrijfsvoering van toepassing zijn. En wat voor controlemaatregelen daaraan zijn verbonden. Zo moet per dag op controlestaten worden aangegeven of het bestek is afgewassen en hoe het is opgeborgen. Om de zoveel tijd komt er dan een inspectieteam langs om te kijken of de staten goed zijn ingevuld. Nou, zei die man, je denkt toch zeker niet dat ik elke dag die staten bijhoud. Eens in de week vind ik mooi genoeg. Maar om geen slapende honden bij de inspectie wakker te maken gebruik ik voor elke dag een andere balpen…

Misschien zit er een demagogische vertekening in dit verhaal. Maar lopen we niet elke dag tegen regelgeving aan, waarvan we denken: ik begrijp iets van de intentie, maar hebben we dit echt gewild? Dat het roken in de werkomgeving wordt teruggedrongen, prima. Maar dat er in cafés’s niet meer mag worden gerookt, dat bejaarden, psychiatrisch patiënten en gevangenen niet meer mogen roken omdat zij leven in de werkomgeving van het verzorgende personeel? Dat je je moet legitimeren bij het afhalen van een paspoort, prima. Maar dat je je twee maal in persoon moet melden, namelijk ook al bij het inleveren van je aanvraagformulier? Vroeger kon ik erop wachten, nu moet ik twee maal te verzuimen voor zoiets eenvoudigs als een reisdocument.

Het kabinet heeft zichzelf een motto meegegeven: meedoen, meer werk, minder regels. Vooral dat laatste intrigeert me. Minder regels. Zou het lukken? Gunnen we elkaar een beetje vrijheid van handelen? Weten we de controlfreak in ons zelf te bedwingen? Ik ben benieuwd…

Daan Vorán

(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 19 juni 2003)

 

12 - Johan Stekelenburg

Herfstvakantie 1993. Er wordt nog een afzakkertje genomen, na afloop van het FNV-congres. De voorzitter loopt naar mijn jongste dochter, dan negen jaar, en vraagt haar: weet je wel wat je vader doet? De meeste kinderen brengen dan van verlegenheid geen stom woord uit. Niet mijn dochter. Hij schrijft van die stomme verhaaltjes en jij leest ze voor, riposteert ze gevat. Het is even stil, maar dan barst Johan Stekelenburg tot mijn opluchting in een bulderende lach uit. Ik zag me als nieuwbakken spookschrijver al door de grond zakken…

Als collega’s zeiden we vaak tegen elkaar: het is een feest met die man te werken. Stekelenburg was een mediafenomeen. Waar die ook kwam, wat die ook deed, hij trok de aandacht van de media. Je kon wel proberen hem terzijde te schuiven. Maar dat was meestal tevergeefs. Zoals Koos Andriessen als minister van Economische Zaken mocht ervaren. Net als Bill Clinton nodigt hij de crème de la crème van het bedrijfsleven uit om een dag lang te brainstormen over globalisering van de wereldeconomie. De FNV-voorzitter wordt op het laatste moment uit het draaiboek geschreven. Voor Stekelenburg geen probleem. Dan gaat hij toch gewoon als belangstellende naar de door ons Koos Clinton-show gedoopte bijeenkomst in een Hilversumse tv-studio. Met zijn mooiste rode colbertje valt hij enorm op tussen de antracietgrijze pakken. Geen camera, geen microfoon, geen opschrijfboekje van de aanwezige journalistiek ontgaat het. Met als gevolg dat Andriessen hem bidt na de lunchpauze naast hem op de voorste rij te komen zitten.

Enige tijd later doet zich iets vergelijkbaars voor. Vier ambtenarenbonden willen een nauwere samenwerking aankondigen. Of Stekelenburg ook bij de persconferentie in Nieuwspoort wil zijn. Uiteraard, zegt hij. Maar mijn collega-bondsvoorlichters willen toch graag iets van de eer voor hun eigen voorzitter reserveren. Dus hij mag pas op het eind van de persconferentie wat zeggen. In het besef van de onverbiddelijkheid van de media maak ik me er niet echt druk over. En ik krijg gelijk. Zijn entree wordt gevolgd door alle camera’s. De spotlights gaan pas aan als hij het woord krijgt. In alle krantenstukjes wordt hij geciteerd. Terwijl slechts een enkele bondsvoorzitter in een enkel stukje wordt aangehaald.

Stekelenburg bewoog zich gemakkelijk in het openbaar. Zijn charme, zijn charisma deed menigeen voor hem innemen. Daarachter zat echter naast een groot inlevingsvermogen een fenomenale dossierkennis. Daar verkeek menigeen zich op. Er wordt in het Haagse wereldje van vandaag gediscussieerd over een scheiding tussen politieke en ambtelijke voorlichting. Zoals ze dat in Groot-Brittannië kennen. Maar wie het onderzoek naar het opleuken van het Irak-dossier volgt, wordt daar niet vrolijk van. Mijn ervaringen met Stekelenburg leren dat vorm en inhoud niet los van elkaar kunnen worden gezien. Je moet eerst weten waar je het over hebt, weten wat het voor mensen gaat betekenen, voordat je iets kan melden. Spookschrijverij, mannetjesmakerij, spindoctoring, het baat de politicus niet als er geen kerel in hem steekt. Politici die nog steeds op zoek zijn naar het antwoord op het Fortuyn-effect, kunnen in dat opzicht een voorbeeld aan Stekelenburg nemen.

Daan Vorán

(eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van 28 september 2003)



 
 
Laatst gewijzigd: 10-1-2009