Een eensgezinde coalitie

Hoe zwaar de opgave ook is om een breed draagvlak te verwerven, het succes staat of valt met de eensgezindheid in de coalitie. Alle betrokkenen moeten daarin hun rol vervullen. “They have to sing from the same book”, zeggen ze in de Verenigde Staten. Dat is gezien de lange tijdspanne dat die eensgezindheid moet worden opgebracht niet eenvoudig. De burgers hoeven ‘pas’ rond 2020 te laten zien dat ze bereid zijn de organisatie van de Olympische Spelen te aanvaarden. Want dan pas wordt het bidbook opgemaakt. Maar hun oordeel wordt dan wel bepaald door de ervaringen die ze tot die tijd met de sport en de sportwereld hebben opgedaan. Die mogen dan geen aanleiding hebben gegeven tot twijfel.

Een winnende coach heeft altijd gelijk. Gezien de nek-aan-nek race tussen Londen en Parijs biedt de voorbereiding van de Britten tal van aanknopingspunten voor een Nederlandse aanpak. Na drie keer afgewezen te zijn, hebben de Britten in 1995 besloten een onderzoek te doen naar een kansrijk bid voor de Olympische Spelen van 2012. Niet eerder hebben steden, nationale overheden en burgerinitiatieven zo vroeg de handen ineen geslagen. Verwacht mag worden dat deze voorbereiding, nu de Spelen naar Londen gaan, de norm gaat worden. Zo heeft Duitsland na de afwijzing van het bid van Leipzig – ook voor 2012 - al een werkgroep ingesteld om na te gaan wat ze moet doen om meer succes te hebben. Wil Nederland ooit een serieuze kans maken, dan moet ze gezien de te verwachte zware concurrentie dus vroeg beginnen.

Olympische Spelen zijn veel meer dan een sportevenement. Maar de sport blijft toch nog altijd centraal staan, hoezeer in de samenleving de sportbeoefening ook aan leisure-activiteiten zal worden verbonden. Het beachvolleybal laat zelfs zien dat ze tot het Olympisch programma kunnen doordringen. Het merendeel van de sporters die in 2028 actief zullen zijn, moet nu nog geboren worden. Ouder dan tien zijn ze nu naar alle waarschijnlijk nog niet. Waar het op aan komt is dat deze nieuwe generatie in een omgeving opgroeit waarin sport een serieuze plaats heeft. Voor hen iets is om serieus te overwegen er naast school aan te doen. Daarin ligt een uitdaging voor opvoeders, onderwijs en sportbegeleiders. Uiteraard mag het al of niet organiseren van de Olympische Spelen hierin niet doorslaggevend zijn. Maar met een algemene basis van actieve ‘sportmindedness’ wordt het realiseren van specifieke sportdoelstellingen iets eenvoudiger. Wil Nederland Sportland worden dan moet het iets zijn van meer dan van de sport alleen.

De sportwereld maakt – eufemistisch gezegd – niet altijd een indruk van eensgezindheid. Het kan iets te maken hebben met de emoties die ermee gepaard gaan. Maar om op de langere termijn iets te bereiken moeten er niet alleen sporters en coaches zijn, die zich in hun eerzucht misschien kunnen afsluiten van gedoe om hen heen of er soms zelfs niet voor terugdeinzen daar doelbewust middelpunt van te zijn, maar ook sportbegeleiders, sportbestuurders, mensen die zich op enigerlei wijze belangeloos voor in willen zetten. Maar je moet wel enigszins masochistisch zijn aangelegd om vrijwillig kop van jut te zijn. Vorming, ontwikkeling en ‘onderhoud’ van sportkader is een element dat in de lange aanloop naar de Olympische Spelen van 2028 aandacht behoeft. Het sportkader zal de stille ambassadeurs moeten leveren die het Olympisch vuur tot in de haarvaten van de samenleving laat doordringen.

De samenleving moet iets met sport, met de sport, hebben. De sport moet iets met de samenleving hebben. Daartussen staan de overheden die de verbinding moeten maken. Bij Olympische Spelen gaat het daarbij allereerst om de ‘stad’ die zijn naam aan de Spelen mag verbinden. Zoals de Britten vaststelden dat internationaal alleen Londen in dat opzicht een kans maakte, zo zal dat in Nederland alleen Amsterdam zijn. Amsterdam zal dan gezien de ervaring van de toewijzing van de Spelen van 1992 allereerst een revanche op zichzelf moeten willen nemen. Tegelijkertijd zullen de hoofdstad en de sportwereld zich moeten realiseren dat in het overvolle land in de nog overvollere Randstad de sportaccomodaties en de verbindingen daartussen zorgvuldig ingepast moeten worden. De maatstaven van het IOC bieden daartoe de ruimte. De verschillende sporten kunnen zich in een cirkel van 60-100 kilometer van de stad afspelen. In Peking zijn de afstanden zelfs nog groter. Met Amsterdam als middelpunt kom je van Almere tot Rotterdam, van Alkmaar tot Eindhoven. Dat is overbrugbaar. Maar in de sportwereld is de objectieve afstand vaak beter overbrugbaar dan de emotionele. De Olympische Spelen van Amsterdam met wedstrijden in Rotterdam? Als er een internationaal voetbaltoernooi in Nederland – in dit land, niet in een stad! – dan is het voor de sportbestuurders al spitsroeden lopen in de beslissing of de openingswedstrijd of de finale in de ene of de andere stad moet worden gehouden. Nu kan het voelen of elke behoorlijke stad in dit land moet bijdragen aan de sportglorie van Amsterdam. Kan Amsterdam de bescheidenheid opbrengen om anderen tot hun recht te laten komen? Kunnen anderen zich zo wegcijferen dat ze niet geobsedeerd raken door de afstraling van een eventueel succes op Amsterdam, maar gaan voor het belang van Nederland als geheel? Je vraagt nogal wat…



 
 
Laatst gewijzigd: 10-1-2009