U bent hier
De kleine wereld van
Vakbonden aarzelen op de tweesprong
http://www.jeroensprenger.nl/vakbonden-aarzelen-op-de-tweesprong.html

© 2013 De kleine wereld van

Vakbonden aarzelen op de tweesprong


Agnes Jongerius gesecondeerd door kwartiermaaksters Marian van Noort (links) en Jetta Klijnsma (rechts)

De reacties van de grootste FNV-bonden op de voorstellen van Jetta Klijnsma houden iedereen in spanning. Doen ze mee? Gooien ze de kont tegen de krib? Op 23 juni weten we of de FNV een nieuwe weg inslaat. Zoekt ze de toekomst door te breken met de ‘ballast van het verleden’, met Henri Polaks ‘moderne vakbeweging’? Of treedt ze toekomst juist tegemoet met de steun van het verleden, weet ze daaraan juist nieuw elan te ontlenen? De huidige opvattingen van de bondsleiders bieden weinig houvast, net als de die van vier jaar geleden, die door Bert Breij zijn opgetekend in Twee miljoen leden.

Waarnemend AbvaKabo-voorzitter Corrie van Brenk is zeer uitgesproken. “Volstrekt onvoldoende”, zegt zij in Trouw. “Klijnsma stelt de verkeerde diagnose en komt dus tot een verkeerd medicijn. Het zijn de drie grote bonden, die het moeten doen. De rest is met zichzelf of heeft geen tijd. Als je de drie grote bonden opknipt in allemaal kleine stukjes, hoe ga je dan kracht organiseren?”

Intern gekrakeel
Bondgenoten kiest voor een meer positieve toonzetting, maar bewaart de strijdbijl voor later om de nieuwe vakbeweging om te vormen tot van onderop opgebouwde organisaties in herkenbare sectoren en beroepsgroepen. En dat biedt het perspectief van voortgaand intern gekrakeel na een congres waar ogenschijnlijk de rijen weer worden gesloten. Bondgenotenvoorzitter Henk van der Kolk in een reactie op NOS Radio 1: “Er zijn nog enkele verbeterpunten, zoals de sectorale indeling die tot gedwongen opsplitsing kan leiden, en de financiële invulling”.

In de voorstellen van Jetta Klijnsma wordt het plan van oud-NVV-voorzitter André Kloos uit 1969 nieuw leven ingeblazen. Een eenheidsvakbeweging, geen afzonderlijke bonden meer, wel flexibele bedrijfsgroepen die een betere aansluiting bij de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt mogelijk moeten maken. Kloos kreeg er een te krappe meerderheid voor en durfde vervolgens niet door te zetten. De bonden die er wel voorstander van waren, fuseerden tot Industriebond NVV en Bouwbond NVV. Arie Groenevelt, de eerste voorzitter van de Industriebond, is er altijd voor blijven ijveren. Dat heeft ook zijn houding tegenover de FNV-vorming bepaald. De weg van federatievorming naar fusie vond hij veel te traag. “Direct fuseren” was zijn devies.

Nauwelijks vier jaar geleden was de structuurdiscussie geen onderwerp van gesprek voor de bondsvoorzitters, toen ze door Bert Breij aan de tand werden gevoeld voor het door de Vakbondshistorische Vereniging (VHV) uitgegeven boek Twee miljoen leden. Breij is voormalig hoofd voorlichting van de Industriebonden NKV en FNV in de zeventiger en begin tachtiger jaren. Kennelijk voelden de bondsvoorzitters dit destijds als het trekken aan een dood paard. De vorming van Bondgenoten lag nog vers in het geheugen. Breij: ”In de interviews wordt bevestigd dat de vorming van FNV Bondgenoten, vanuit 4 bonden met een totaal verschillende identiteit, veel te snel is uitgevoerd en slecht is voorbereid.”

Grote verschillen
En bovendien stemden de ervaringen met de samenwerking op het terrein van de individuele dienstverlening, huisvesting en dergelijke ook al niet echt vreugdevol. Breij komt dan ook tot de conclusie dat elke voorzitter het spanningsveld laat zien waarin hij of zij zich beweegt en toont zijn of haar ambities daarin. “Het interessante is ook dat duidelijk de accenten zichtbaar zijn tussen de verschillen die de FNV, CNV en MHP willen leggen. Maar ook binnen elke centrale zijn er grote verschillen. Daarbij wordt ook duidelijk zichtbaar hoe men de bond ziet, als een onderneming of als een vereniging of als beide. Strategieën en methoden van aanpak verschillen nogal. De grote zoektocht naar de toekomst is voelbaar. Het lijkt er veel op dat iedere voorzitter hierbij zo zijn eigen weg bewandelt.” (mijn cursivering, spr)

De huidige situatie biedt niet meer zoveel ruimte om een eigen weg te bewandelen. Er is een intern inhoudelijk verschil van mening uitgegroeid tot een uitslaande brand. Externe brandweerlieden als Han Noten en Herman Wijffels hebben de brand moeten blussen en toen zij in Dalfsen het sein brand meester hebben kunnen geven, hebben zij Jetta Klijnsma aangezocht als brandpreventje om te adviseren hoe nieuwe branden te voorkomen. Dat dwingt de bewoners om in hun opvattingen naar de grootst mogelijke overeenstemming te zoeken. Een nieuwe structuur moet daar onderdeel vanuit maken, maar als sluitstuk van overeenstemming over inhoudelijke onderwerpen. Wat zou de vakbeweging moeten zijn, wat zou ze willen zijn? En welke structuur sluit daar het best op aan. In die volgorde. Hebben de bondsvoorzitters weinig te bieden in Twee miljoen leden op het punt van de structuur, op tal van inhoudelijke aspecten des te meer.

Een bloemlezing uit de interviews laat een caleidoscoop aan opvattingen zien, die eerder aanvullend zijn dan tegenover elkaar gesteld. Agnes Jongerius spreekt van een algemene taak van de vakbeweging: “De FNV heeft een taak om het kapitalisme terug te brengen naar normale proporties. Historisch gezien was het ‘temmen van het beest van het kapitalisme’, of het sociaal inkaderen van de markteconomie, de kerntaak, maar de regels van het spel en de markteconomie zijn veranderd. Het ‘beest’ waart nog steeds rond en is veelkoppig, maar de vakbeweging staat ervoor om te waken dat mensen niet het onderspit delven”. Jeroen Glas, destijds voorzitter van FNV Jong, heeft respect voor oudere kaderleden, maar zoekt naar nieuwe instrumenten: “Zonder het nieuwe digitale middel, zal de vakbeweging het niet redden, maar het moet dan wel volledig informerend en interactief zijn. Er is een andere mentaliteit dan 30 jaar terug. Je moet mensen reden geven om uit eigen belang lid te worden. Op die manier heb je ook een grote achterban. Dat is gezond egoïsme”.

Te weinig jongeren
Henk van der Kolk wijst in 2008 op het dreigende verlies aan relevantie. “Als de vakbeweging meer en meer terugvalt op het ouder worden autochtone ledenbestand dan zal de bond maatschappelijk gezien binnen de bedrijven steeds minder relevant worden. Dan zullen er nieuwe organisaties ontstaan die in het gat willen springen. Het gat zit onder jongeren en dat is manifest. Er zijn te weinig jongeren georganiseerd. Als wij hen niet kunnen bereiken doen anderen dat. Het is dus van groot belang dat we ons zelf vernieuwen”. Edith Snoey, destijds zijn collega-voorzitter van AbvaKabo, sluit daar op aan: “Als vakbeweging kun je mensen niet meer op één hoop gooien, dat heeft geen enkele aantrekkingskracht. ‘Ambtenaren’ is een veel te breed begrip. Mensen voelen zich veel meer aangesproken als we hen op hun professie of vak aanspreken. Daar ligt onze toekomst. Daar moet ook veel harder en gerichter aan gewerkt. Je werkt bij de brandweer of bij justitie of als onderwijzer of verpleegkundige, in een aanspreekbaar beroep of vak. Basaal is ook te beseffen dat de leden van zichzelf zijn en niet van een organisatie”.

Er wordt binnen de vakbeweging vaak een onderscheid gemaakt tussen ‘grote’ en ‘kleine’ bonden. Het onderscheid wordt dan gemeten in ledentallen. Maar als naar organisatiegraad wordt gekeken dan ontstaat er een andere ranglijst. Dan zijn de ‘grote bonden’ in tal van sectoren ‘klein’ en ‘kleine bonden’ in hun eigen sector groot. In zekere zin is dat de boodschap van Jetta Klijnsma met haar voorstellen. Concentreer je op sectoren en beroepen en richt daar de organisatie op in. Voor vakbondsleden van de kleine bonden met een duidelijke identiteit zal er dan ook waarschijnlijk weinig veranderen. Walter Drescher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, verwoordt het in 2008 zo: “De AOb keert zelf de laatste jaren steeds meer terug naar haar roots, naar het aspect van de beroepsuitoefening, zoals dat ooit begonnen is. Van oudsher had de beroepsgroep een rol bij het opleiden van leraren, maar die is verdwenen. Ik zie graag dat er weer meer grip komt op het onderwijs zelf, vanuit de leraren. In vermoed at we in 2018 er heel beroepsvereningachtig uit zal zien. Voor andere bonden vind ik dat lastig te voorspellen, omdat daar meer en sneller van baan wordt gewisseld. Maar één ding is zeker. Het beroep is ook dan de wortel van het grootste deel van de vakbeweging”.

Beroepsbeoefenaar centraal
Voor de NVJ staat aandacht voor de journalist als beroepsbeoefenaar van oudsher centraal. Voorzitter Huub Elzerman bevestigt dat in 2008 nog eens. De NVJ is nog steeds hard nodig, meent hij. “Voor jongeren is het nog steeds moeilijk om een vaste aanstelling te krijgen. Maar ook de positie van freelancers is zwak, de oudere journalist heeft vaak een beroerd pensioen. Dus in materiële zin is er nog genoeg te halen. We willen nadrukkelijk inspelen op de wensen en verlangens van de werkende journalist. Wat heeft hij nodig voor de uitoefening van zijn beroep? Hoe kan hij functioneren als een kritisch onafhankelijk journalist? Wat is een kwalitatief hoogstaande uitoefening van het vak?”

Of het voortkomt uit de kritisch onafhankelijke beroepsinstelling van de journalist is in het interview met Elzerman niet helder, maar hij is de enige die in 2008 attendeert op de groeiende invloed van de SP. “Behalve de PvdA, traditioneel een bevriende partij, is er nu ook de SP. Voor die partij, waarin veel vakbondskader actief is, is de vakbeweging een dankbare visvijver. De standpunten overlappen elkaar voor een groot deel en er is geen stakingsactie op de SP komt met een kannetje erwtensoep langs rijden. Dat is natuurlijk heel solidair, maar het knaagt wel aan een belangrijk uitgangspunt van de vakbeweging: volstrekte politieke onafhankelijkheid. Je moet zo’n goede vriend niet elke dag over de vloer hebben.”

De FNV staat op een tweesprong. Maar in feite geldt dat voor de hele vakbeweging. Wordt met enige overtuiging en elan gekozen voor de koers die Jetta Klijnsma heeft gewezen? Of woedt de veenbrand die vorig jaar bovengronds is gekomen, straks na het FNV Congres gewoon voort achter een mist van lippendienst aan de nieuwe vakbeweging. Het succes van het poldermodel in de jaren negentig is bepaald – in de woorden van Lodewijk de Waal – dat werkgevers en werknemers zich meer concentreerden op de 80 procent van de onderwerpen waarover ze het eens waren, dan op de 20 procent waarover ze van mening verschilden. Als het FNV Congres zich op 23 juni weet te concentreren op dat wat bindt, dan kan er uit de huidige crisis toch nog iets goeds voorkomen.