U bent hier
De kleine wereld van
Waarom Jetta meer gelijk heeft dan sommige bondsvoorzitters?
http://www.jeroensprenger.nl/waarom-jetta-meer-gelijk-heeft-dan-sommige-bondsvoorzitters.html

© 2013 De kleine wereld van

Waarom Jetta meer gelijk heeft dan sommige bondsvoorzitters?

Waarom Jetta meer gelijk heeft dan sommige bondsvoorzitters?
een gesproken column / coreferaat van Jeroen Sprenger
tijdens de bijeenkomst van de WBS-werkgroep Arbeid,
op dinsdag 22 mei in Den Haag

Beste mensen,

Het is een goede gewoonte binnen de PvdA om in discussies over kandidaturen niet tegen personen te pleiten, maar juist de kwaliteiten van je voorkeurskandidaten te benadrukken. Ik wil dat hier ook maar doen, als we het hebben over de voorstellen van Jetta en de kwartiermakers. Ik neem het u niet kwalijk als u denkt dat ik daarmee ook impliciet partij kies tegen de Henken en Corries in de FNV-leiding. Het zij zo…

1.     Laat ik voorop stellen dat ik niet gelukkig ben dat er een Jetta aan te pas heeft moeten komen om de FNV een uitweg uit de huidige crisis te wijzen. De FNV is een emancipatiebeweging, naast misschien een heleboel meer, maar hoe dan ook een beweging die de zelfredzaamheid van mensen in het arbeidsproces wil bevorderen. Mensen die op enigerlei wijze in de knel zouden kunnen komen, hebben daarin een instrument, dat ze samen  met vele collega’s in stand houden, om zichzelf overeind te houden. Geen rechtsbijstandverzekering, geen politieke partij, maar een zelforganisatie die de belangen in grote en kleine zaken in de gaten houdt. Het feit dat eerst Han Noten en Herman Wijffels, twee duidelijk politiek geprononceerde  types, moesten worden gevraagd om de veenbrand die bovengronds een fikse uitslaande brand had veroorzaakt te beteugelen, en dat – nadat ze het sein brand meester hadden afgegeven, de minstens even politiek geprononceerde Jetta Klijnsma als een soort van ‘brandpreventje’ aan het werk te zetten, past niet bij de zelfredzaamheid die de FNV naar werknemers toe predikt.Zo onbehulpzaam heeft de FNV, hebben de voorlopers van de FNV, zich nooit betoond. Henri Polak zou zich in zijn graf omdraaien. Let wel: ik verwijt Jetta en de kwartiermakers niets, maar dit had nooit mogen gebeuren. Het zou goed zijn als de aanstichters van al dit leed, dat ruiterlijk zouden erkennen.

2.     Maar nu Jetta er wel is, is het goed naar de inhoud van haar voorstellen te kijken. U mag best weten, ik was aanvankelijk redelijk sceptisch. De kwartiermakers zijn weggestuurd met een schier onmogelijke opdracht en met een onnavolgbaar akkoord van Dalfsen. Han en Herman op hun best, Pythia van Delphi naar de kroon stekend. Kon daar iets goeds uitkomen, vroeg ik me af. Temeer daar er op veel plaatsen over ‘bonden’ werd gesproken.
Ik had een beeld voor ogen van enkele hele grote bonden, mogelijkerwijs onderverdeeld in tal van sector- of beroepsorganisaties, en daarnaast de reeds bestaande kleinere bonden.Dat kan het niet worden, dacht ik. Al was het maar omdat de penningmeesters niet het geld op tafel zouden kunnen leggen om te investeren in al die extra’s die werden gesuggereerd.
Misschien zou investeren nog geen, maar het structureel exploiteren zou onmogelijk zijn. Er is nu al nergens geld voor. Maar Jetta heeft kennelijk dit gevaar voorzien en grijpt terug op het plan-Kloos van 1969. Het plan waarin een eenheidsvakbeweging wordt voorgesteld. Daarmee verdwijnen de huidige bonden als tussenschakels tussen de leden en hun sector- of beroepsorganisatie en het centrale bestuur. Je moet het je zo voorstellen dat we in Nederland de provincies afschaffen. Wie zal ze missen? De taken verdeel je over Rijk en gemeentes, waarmee het zicht van burgers op de overheidslagen wordt vereenvoudigd.

3.     Het grote voordeel is, dat veranderingen in de arbeidsmarktsituatie geen invloed heeft op de slagkracht van de vakbeweging als geheel. Zeker als de moderne media worden ingezet om zelf snel eventuele veranderingen door te geven. Je bepaalt zelf bij welke groep je wilt horen en met welke dwarsverbanden je je betrokken voelt. Je werkt in de bouw, je wordt conciërge in een school, je geeft dat zelf aan in Mijn Vakbeweging en de mutatie is verricht. Nu zou je moeten overstappen van FNV Bouw naar de AOb.

4.     Met de voorstellen voor bijvoorbeeld een sterkere aandacht voor het beroep, kunnen ook tal van nu nog sectorale, categorale, bonden de wind uit de zeilen worden genomen. Dat lijkt me ook een voordeel. Dit jaar viert één van die bonden, de vakvereniging Het Zwarte Corps, zijn 65-jarig bestaan. Twaalfduizend leden groot. Een van de oprichters daarvan heeft ooit eens het volgende gezegd:
“Omstreeks 1930 was ik lid van het NVV. Daar werden we als machinisten van het kastje naar de muur gestuurd. Omdat je een machine bediende, vonden ze dat je lid moest zijn van de metaalbewerkersbond. Totdat ik een brief thuis kreeg waarin stond dat ik in de wegenbouw werkte en dus in de bouwbond thuishoorde. Weer later kwamen ze tot de ontdekking dat je met je dragline iets transporteerde en werd je overgeheveld naar de bond van transportarbeiders. Wat er in die tijd terecht kwam van de behartiging van belangen van machinepersoneel in de bouwnijverheid laat zich wel raden.”
Het is FNV Bouw nooit gelukt deze club in te lijven, maar de kansen stijgen met de voorstellen van Jetta enorm.

5.     Dat brengt me op een ander voordeel. De buitenwacht ziet een vakbeweging met enkele grote bonden en een sloot aan kleintjes. Die vraagt zich dan af, wat die hebben te zoeken in de grote mensenwereld van de arbeidsverhoudingen. Maar als we niet kijken naar aantallen leden, maar naar organisatiegraad, dan ontstaat er een heel andere rangorde. Veel van die zogenaamde kleine bondjes hebben vanwege die hoge organisatiegraad veel in de melk te brokken in hun sector. Terwijl enkele grote bonden in de verzameling sectoren die ze willen bedienen een lage organisatiegraad hebben. En tegelijkertijd hebben te maken met tal van kleine sectorale, beroepsbonden. De AbvaKabo bijvoorbeeld met NU ’91 in de zorg, Bondgenoten met de Vereniging van Machinisten of de Bond van Cabinepersoneel, FNV Bouw met HZC. En dan ga ik er maar even aan voorbij dat vele FNV-bonden slecht zijn vertegenwoordigd in de zogenaamde nieuwe sectoren, onder het kantoorpersoneel, onder jongeren, onder vrouwen etc.
In 1988 heeft de FNV vastgesteld dat haar ledenbestand een afspiegeling is van de arbeidsmarkt dertig jaar eerder. In de hoogtijdagen van het poldermodel is daar een lichte verandering in gekomen. Maar nu is het weer van hetzelfde laken een pak.

6.     Nog een voordeel. Van de twee grootste bonden beweegt de één zich in de marktsector, de ander in de overheidssector. Maar wat is nu nog overheid? Toen AbvaKabo in 1976 werd opgericht, was er nog een stevige overheid. De samenleving was immers maakbaar. Ook al maakten mensen als Paul Kalma zich daar toen al zorgen over. Die staat wordt toch wel heel erg groot, zo stelde hij in een debat met Siep Stuurman, op een FNV-scholingsbijeenkomst in die tijd. Sindsdien is de overheid alleen maar kleiner geworden. Na het optrekken van het IJzeren Gordijn zelfs in versterkte mate. Ook wat ooit nutsbedrijven werden genoemd, zijn nu gewoon marktbedrijven. Het heeft de AbvaKabo nooit gehinderd in het houden wat ze heeft.
Maar als daar mensen zijn die verder kijken dan hun neus lang is, dan zullen ze moeten erkennen dat de AbvaKabo in zijn huidige vorm geen bestaansrecht heeft. Het heeft geen unique selling point meer.
Dat leidt dan tot de vraag: wat dan? Het antwoord is simpel: ga mee in een fusiebeweging naar één grote eenheidsvakbeweging. Ik ga ervan uit dat daarbinnen een clubje zal zijn voor die mensen die nog in rechtstreekse dienst van de overheid mogen blijven.

7.     De wereld van de arbeidsverhoudingen verandert natuurlijk niet wezenlijk als de vakbeweging zich op een nieuwe leest gaat schoeien. Maar als de voorstellen van Jetta realiteit mogen worden dan kunnen de werknemers op een betere wijze hun opvattingen op tafel leggen dan nu. Het wordt er voor de vakbondsbestuurders nieuwe stijl niet eenvoudiger op. Bewegen in een sector of beroepsgroep, signalen van beneden doorgeven naar boven, afspraken die boven zijn gemaakt implementeren in bedrijven en sectoren, zij moeten dezelfde spagaten blijven maken, maar tal van onderlinge machtsspelletjes zal hun worden bespaard.

8.     De voorstellen van Jetta zijn niet af. Dat viel ook niet te verwachten. Maar gezien de kwaliteit van het in korte tijd gerealiseerde is een hartelijke ontvangst onder de huidige FNV-leiders op zijn plaats. Zij allen zijn verantwoordelijk voor de crisis, zij krijgen hier een prachtige gelegenheid om met gepoetste schoenen uit de ellende weg te komen. Aangrijpen die kans, zou ik zeggen. En leg geen hypotheek op de uitkomsten van het FNV Congres van 23 juni. Want wat nodig is, is dat de plannen zo snel mogelijk, en als het kan ook met enig enthousiasme, ten uitvoer leggen. Dat vraagt vertrouwen in de mensen die die opdracht krijgen.
Het is moeilijk voor vakbondsbestuurders voor wie achterdocht een sterk ontwikkelde karaktertrek is, om over hun eigen schaduw heen te springen. Maar het zou zo goed zijn voor de nieuwe vakbeweging als ze die lenigheid eens aan de dag zouden leggen. Het gaat immers om hun eigen organisatie.

9.     Twee opmerkingen tot slot. Eén: Er was een inhoudelijk conflict over pensioenen. Dat leidde tot persoonlijke conflicten. En vervolgens komen er voorstellen om de structuur te veranderen. Daar zit niet een-twee-drie een causaal verband tussen.
De voorstellen van Jetta reiken weliswaar verder dan de structuur. Maar de uitwerking daarvan gaat – naar mijn mening – niet zover als die met betrekking tot de structuur. Het eerste jaar van de nieuwe vakbeweging moet niet een voortzetting worden van het gehakketak over de structuur. Verstandige mensen moeten op de achtergrond alle voorkomende problemen in de geest van de commandant oplossen. De energie moet gestoken worden in een groots discussieproject over wat de nieuwe vakbeweging wil zijn, over hoe zij haar rol gaat oppakken in de huidige en toekomstige arbeidsverhoudingen. Uitmondend in een breed gedragen visieprogramma, of wat dies meer zij.
Erg vroeg zijn we er niet mee, want met de verkiezingen voor de deur, en de vakbeweging die zichzelf knock out heeft geslagen dizzy in de hoek, zien tal van politici kans de arbeidsverhoudingen op de kop te zetten. De problemen van dit land zijn groot, die worden met een sterke vakbeweging niet kleiner, maar voor de oplossingen maakt de aanwezigheid van een sterke vakbeweging wel degelijk een verschil.

10.           Twee: de relatie met politieke partijen. Ik heb al laten weten dat ik niet gelukkig ben dat politiek geprononceerde types de FNV uit de moddr moeten trekken. De FNV is politiek onafhankelijk en ook de nieuwe vakbeweging hoort dat te zijn. Hoezeer de opvattingen ook overlappen met die van sommige politieke partijen.
De SP heeft de laatste jaren een soort van Leninistische intredepolitiek bedreven. Als er ergens een actie was, kwam zij met de erwtensoep langs, heeft NVJ-voorzitter Huub Elzerman ooit gezegd. En hij voegde er aan toe: "De SP is een goede vriend, maar die moet je niet te veel over de vloer hebben."
Hoe zit het eigenlijk met de PvdA? Ruud Vreeman heeft al eens zijn staf gebroken over het dédain binnen de PvdA over die FNV als een oude-mannen-beweging. Waar de SP naar binnen kwam, is de PvdA verdwenen. Tot 1991 waren tal van FNV-kaderleden ook kaderlid van de PvdA. Kaderleden aan wie ik binnen FNV Bouw scholing gaf, werden in enkele gevallen gemeenteraadslid en zelfs wethouder. Sinds het WAO-conflict is dat verleden tijd geworden. Hoeveel PvdA-kamerleden zijn nog lid van de bond? Wouter Bos was het niet, Job Cohen ook niet. En hoe zit het met Diederik? Ik heb destijds nog bevorderd dat Gerrit Zalm door Lodewijk de Waal werd gehuldigd voor 25 jaar lidmaatschap!
Zonder expliciete strategische allianties die de onderlinge onafhankelijkheid in twijfel kunnen trekken, zijn er tal van andere mogelijkheden om elkaars streven te ondersteunen. Ik zie zo al twee doelgroepen waar partij en vakbeweging elkaar zouden moeten vinden. De babyboomers die zich steeds slechter vertegenwoordigd voelen en de jongeren, de leerlingen van MBO en VMBO, die helemaal niet vertegenwoordigd zijn. 60 procent van de jongeren tussen 12 en 16 jaar zit op het VMBO. De ouders zien het liever niet, de lagere scholen zijn er niet gelukkig mee en veel van de jongeren zelf willen ook niet. 60 procent!
Ik durf te wedden dat er geen is die bij de Jonge Socialisten is aangesloten. Kortom, wat een perspectieven zijn er als partij en vakbeweging virtueel de handen ineenslaan, hun rol midden in de samenleving weer eens vanuit een gemeenschappelijke visie gaan oppakken.