U bent hier
De kleine wereld van
De AOW- en pensioenproblematiek
http://www.jeroensprenger.nl/de-aow-en-pensioenproblematiek.html

© 2013 De kleine wereld van

De AOW- en pensioenproblematiek

Vijftig jaar AOW

Een halve eeuw geleden is de eerste AOW-uitkering uitbetaald. Belastingambtenaar A. Bakker mocht hem op 2 januari 1957 als eerste in zijn huis in de Amsterdamse Boterdiepstraat uit de handen van minister Koos Suurhoff ontvangen. Een sociale strijd van vele decennia over de oudedagsvoorziening kwam daarmee ten einde. De Noodwet-Drees had in 1948 al voor een goede tussenstand gezorgd, die nog lang in het spraakgebruik bleef voortbestaan, ook na de komst van de Algemene Ouderdomswet. ‘Van Drees trekken’ bleef synoniem voor ‘met pensioen gaan’.

De aandacht voor het jubileum wordt overschaduwd door de discussie over de betaalbaarheid ervan op de middellange termijn. Al zijn in de verkiezingsprogramma’s van de grote partijen de sterke woorden die voor de opstelling klonken enigszins gematigd. De angst voor een flinke draai om de oren, zoals het CDA in 1994 was overkomen, overheerst. Maar de discussie is daarmee niet verstomd. Vandaar dat de najaarsvergadering van de Vakbondshistorische Vereniging van 11 november 2006 in het teken is geplaatst van het gouden jubileum van de AOW.

De discussie over de kosten van de vergrijzing bepaalt al lange tijd het politieke debat. Aanleiding is de demografische ontwikkeling. De babyboomgeneratie van 1945-1960 schuift geleidelijk aan naar de pensioengerechtigde leeftijd. Vanaf 2010 komen de eersten van hen in aanmerking voor een AOW-uitkering en voor wellicht ook nog andere ouderenvoorzieningen. Gezien de wijze van betaling voor de AOW moeten de kosten worden gedragen door een relatief steeds kleiner wordende groep actieve burgers. Dat betekent dat de ‘last’ van de ouderenvoorzieningen steeds zwaarder wordt. De vraag die dan rijst is of de jongere generaties dan nog wel bereid zijn die solidariteit op te brengen. Want blijven zij het vooruitzicht houden, dat zij ooit van die voorzieningen kunnen profiteren als zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt? Met de laatste ontwikkelingen rondom sociale zekerheid is die angst niet ongegrond. Ambtenaren zien bijvoorbeeld op hun salarisstrookje een forse ‘FPU-bijdrage’ staan. Dat is geen premie voor een vorm van vroegpensioen, maar de bijdrage voor de inmiddels vervroegd uitgetreden collega’s. Zelf zullen zij er nooit meer voor in aanmerking komen. Deze constructie is aanleiding geweest voor een aantal jonge ambtenaren om Alternatief voor Vakbond (AVV) op te richten. Zij beschouwen de solidariteit tussen generaties vooral in het voordeel van de oudere generatie.

In de aanloop naar de opstelling van de verkiezingsprogramma’s zijn verschillende voorstellen voor een aanpak van de vergrijzingproblematiek de revue gepasseerd. Nu is het zo dat ouderen geen AOW-premie betalen. De PvdA heeft na lang wikken en wegen besloten gepensioneerden met boven de AOW een pensioen van meer dan 15 duizend euro, in beperkte mate mee te laten betalen aan de AOW. Daarin lijkt het steun te krijgen van de SER. Het CDA brandt zich daar niet meer aan en zoekt, net als de VVD, de oplossing in het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Als van de generatie nog-net-niet-gepensioneerden meer mensen aan het werk blijven tot aan hun 65ste dan nu het geval is, dan wordt er meer belasting en premie opgebracht en blijft de AOW betaalbaar. Aanvankelijk wilde de VVD de AOW-leeftijd met 2 jaar verhogen, maar deze wijze om de arbeidsparticipatie te verhogen heeft het (nog) niet gehaald. De bezuinigingen op andere voorzieningen die CDA en VVD voorstellen, zoals de zorg, hebben een mindere symboolwaarde, zijn daardoor minder prominent in beeld, maar treffen de ouderen minstens zo sterk.

De angel lijkt voor dit moment even uit de discussie. Aanleiding daarvoor is dat de economische vooruitzichten voor de komende regeringsperiode redelijk gunstig zijn. De eerste babyboomers worden immers pas in 2010-2011 pensioengerechtigd en dat is toevallig in de volgende regeerperiode. Maar wat als na de kabinetsformatie de economische vooruitzichten moeten worden bijgesteld? Dan komt het hele voorgestelde repertoire aan maatregelen alsnog in beeld. En zal linksom of rechtsom opnieuw aan ouderen worden gevraagd om een groter aandeel in de kosten van de samenleving te nemen.

De vraag is: hoe erg is dat? Als we ervan uitgaan dat het inkomensniveau van de ouderen sinds de AOW steeds hoger is geworden, dat de groep van mensen met een behoorlijk pensioen enorm is gegroeid, dan is het synoniem van oud en arm niet langer houdbaar. Dan kan het wel eens zo worden dat de AOW vanwege de symboolwaarde ontzien blijft, maar dat andere ouderenvoorzieningen of veel duurder worden of gesloopt worden. Een stevig debat tussen oud en jong binnen en buiten de vakbeweging blijft daarom zinvol. Als het geen nut heeft voor de komende kabinetsperiode, dan wel voor de daaropvolgende. In dit nummer van de Nieuwsbrief wordt teruggekeken op de ontstaansgeschiedenis van de AOW. In het volgende nummer wordt aandacht besteed aan de toekomst van de AOW naar aanleiding van de discussie op de bijeenkomst van 11 november. In het eerste nummer van de volgende jaargang wordt ten slotte gekeken naar de wijze waarop elders in Europa met de vergrijzingproblematiek wordt omgegaan.