U bent hier
De kleine wereld van
Het blauwzwarte boekje
http://www.jeroensprenger.nl/het-blauwzwarte-boekje.html

© 2013 De kleine wereld van

Het blauwzwarte boekje

‘Commissie tot onderzoek van het vraagstuk der bedrijfstakgewijze organisatie der arbeiders’

Voortvarend  wordt  in mei 1945 - a1s het  gehele  land is  bevrijd – de wederopbouw  van de vakheweging ter  hand genomen . Die wederopbouw hood voorlopig in de heroprichting van de i n de bezettingstijd ten onder gegane vakbonden . Mocht  de  wens hebben  bestaan  om de  drie  vakcentrales  gelijk naar bedrijfstak te ordenen. dan is daar in ieder geval de juridiscbe noodzaak om eerst de oude bonden en centrales weer op te richten. Het opeisen van door de bezettingsmacht gevorderde eigendommen zal anders uiterst ingewikkeld worden. Maar daarnaast moet  natuurlijk eerst gezamenlijk -  in het verband van de Raad van Vakcentralen -gestudeerd worden op die indeling in bedrijfstakken.
Het  zijn  niet  de  minsten  in de  vakbeweging  die door de  Raad van Vakcentralen  worden aangewezen  voor de ‘Commissie  tot onderzoek van het vraagstuk  der  bedrijfstakgewijze organisatie  der  arbeiders’. Naast  de  vice-voorzitters  van de drie  vakcentralen  - A . Vermeulen (NVV), H. J. Kuiper (KAB)  en F.P. Fuykschot  (CNV) - nemen de voorzitters van de belangrijkste  bonden  plaats in de commissie. Aa n NVV-zijde zijn dat H. J . van den Born (metaalbewerkers), F. Rippen (fabrieksarbeiders),  A. Wamsteeker (handels-  en  kantoorbedienden), W. Luberti (ambtenaren) en A. Kievit (transportarbeiders). ln de KAB­ delegatie zitten  W.  J . Andriessen (bouwvakarbeiders).  F.  Brusscl (fabrieksarbeiders), Th. de Groot  (houtbewerkers), A. van der Meys (textielarbeiders), A . J. Koster (spoorwegarbeiders) en H. L. W. Voorhuijzen (kleermakers). De CNV-delegatie wordt gevormd door M. Ruppert (landarbeiders), H. J. Vermeulen (handels- en kantoorbedienden), D. de Ridder (ambtenaren), W. Strijbos (fabrieks-  en transportarbeiders) en J. Hofman (grafici). Als secretarissen van de commissie zijn J.Mannoury (NVV) en J . van Welie (KAB) aangewezen.
Het  wordt door vele leden van de commissie als uiterst pijnlijk ervaren dat A. Vermeulen voorzitter van de commissie wordt. Zijn bekwaamheden worden niet in twijfel getrokken . Maar zijn handelwijze in de eerste jaren van de bezettingstijd hebben diepe sporen nagelaten. Afkomstig uit de Nederlandse Vakcentrale (NVC) ontwikkelt hi j zich na de fusie met het NVV in juli 1940 tot de belangrijkste man i n deze vakcentrale onder Woudenberg. Weliswaar weet hij - onder bescherming van zijn machtige positie - het contact met de afgezette en teruggetreden NVV- bestuurders te onderhouden. Regelmatig rijst echter in bezettingstijd de vraag wie hij eigenlijk anders vertegenwoordigt dan zijn nationaal-socialistische chefs. Met name de !eiders van de confessionele vakbonden moeten dat ervaren als in juli 1941hun bonden worden samengevoegd met de NVV-bond en . Kupers meent echter dat hij Vermeulen  niet kan passeren.
De bijna maandelijkse bijeenkomsten  van de commissie worden geen gezellige bijeenkomsten. Uiterst  zakelijk wordt  er  gesproken over i n subcommissies voorbereide en door de rapporteurs Mannoury en Van Welie uitgewerkte - teksten . Op de snelheid van werken heeft d.li t een goede invloed. Binnen enkele maanden is het rapport gereed.
Vijf leden  van de commissie blijken zich niet te kunnen vinden in de conclusies van het rapport. Het zijn de ambtenarenvertegenwoordigers D. de Ridder (CNV) en W. Luberti (NVV), de fabrieksarbeidersvertegenwoordigers F. Brussel (KAB) en F. Rippen (NVV) en de houtbewerkersvertegenwoordiger Th. de Groot (KAB). Zij hebben ‘meningsverschillen op belangrijke pun ten’, aldus de aanbiedingsparagraaf van het rapport. Gezien de bonden die zij vertegenwoordigen zullen die belangrijke punten -  die niet verder worden aangeduid wel betrekking hebben op de consequenties die uitvoering van het rapport zou hebben op hun organisatie.
In de loop van 1946 worden de bevindingen van de commissie binnen de vakcentrales  en de aangesloten  bonden  besproken. De meningen  zijn verdeeld. In het bijzonder in de bonden die de gevolgen van de nieuwe indeling aan den lijve zullen ondervinden  worden bezwaren naar voren gebracht.  Dat neemt niet weg dat de verbonds(raads)vergaderingen  het rapport  inclusief de aanbevelingen  aanvaarden. Eventuele  bezwaren worden doorverwezen naar de Vaste Com missic die -  overeenkomstig aanbeveling VI - door de Raad van Vakcentralen  is ingesteld zou moeten worden. Op 8 november 1947 komt deze commissie voor het eerst bijeen