U bent hier
De kleine wereld van
Ordening van de economie
http://www.jeroensprenger.nl/ordening-van-de-economie.html

© 2013 De kleine wereld van

Ordening van de economie

Bedrijfsraden

Het regelmatig terugkeren van grensgeschillen in de beroepsgewijs ingerichte vakbeweging is niet de enige aanleiding om tot een andere indeling van de vakbeweging te komen. De  noodzaak  daartoe  wordt versterkt door de ontwikkeling en uitvoering  van denkbeelden  over de ordening van het economische gebeuren.
Na de  Eerste  Wereldoorlog,  na de  revolutiepoging van Troelstra  in november  1918,  wordt  in  de  vakbeweging  een  duidelijke  behoefte gevoeld om de alternatieven voor het kapitalisme nader uit te werken. De drie vakcentrales zijn over die alternatieven  verdeeld. De confessionele organisaties leggen er  de  nadruk  op  dat  werkgevers en  werknemers zoveel mogelijk in vrijheid -  los van de overhead -  hun zaken onderling dienen te regelen. Het NVV - samen met de SDAP - ziet een grote rol weggelegd  voor de staat.  Binnen  door  de staat - de gemeenschap  - aangegeven grenzen en overeenkomstig  richtlijnen van diezelfde staat kunnen werkgevers en werknemers overleggen over bedrijfsaangelegenheden. Maar ondanks al die verschillen rijst uit de ontworpen  alternatieven een  gelijke structuur van  het bedrijfsleven op. De individuele bedrijven worden in bedrijfstakken opgedeeld en boven die bedrijfstakken wordt een overkoepelende sociaal-economische raad gedacht.
De in het begin van de jaren twintig ontwikkelde denkbeelden  worden in het midden van de jaren dertig - enigszins aangepast - met nieuw enthousiasme opgepakt. De economische ordening zoals die in het Paasmanifest van  1919  is ontworpen , krijgt een  vervolg  in  het  concept  van  de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie welke voortvloeit uit de pauselijke encycliek Quadragesimo  Anno die in 1931 wordt uitgegeven. Het Plan van de Arbeid van SDAP en NVV (1935) bouwt voort op de ordeningsgedachten die zijn neergelegd in het Rapport Bedrijfsorganisatie en Medezeggenschap (1923).
De uitwerking van opvattingen over ordening van de economie  blijft in de periode  tussen de  twee  wereldoorlogen  niet slechts een  papieren kwestie. Er werd ook -  zij het een bescheiden -   begin mee gemaakt. Na bijna vijftien jaar van discussie, geschipper en geschuif, komt in 1933 de Bedrijfsradenwet tot stand. Het resultaat is in de verste verte niet datgene wat de vakbeweging aanvankelijk voor ogen had. De wet voorzag slechts in de mogelijkheid dat werkgevers en werknemers op bedrijfstakniveau gezamenlijk raden zouden vormen voor georganiseerd overleg over een vrij brede reeks sociaal-economische onderwerpen. Tot 1940 worden zo'n  21 bedrijfsraden opgericht.  Geen ervan kan een succes worden genoemd. ‘Achteraf gezien’ - zeggen Windmulter en De Galan in ‘Arbeidsverhoudingen in Nederland’ -  was hun betekenis dat zij - en de  wet waarbij  zij  mogelijk werden - een precedent  en  een  basis schiepen voor hernieuwde pogingen om na de oorlog een doeltreffende publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie te bereiken.’
De Bedrijfsradenwet drukt de vakbeweging eens te meer op de onvolkomenheden in zijn opbouw. Door de instelling van een bedrijfsraad in een bedrijfstak kan de vakbeweging met de werkgevers overleggen over arbeidsverhoudingen, vakopleiding, werkverruirning, fondsvorming en de uitvoering van sociale wetten. Maar welke bonden moeten er aan het overleg deelnemen? Ten aanzien  van de handarbeidersbonden  zijn er weinig problemen . Hun werkterrein  beperkt zich meestentijds tot een beperkt aantal bedrijfstakken.  Voor de hoofdarheidersbonden  ligt dat principieel anders. Hun werkterrein strekt zich uit tot bijna alle bedrijfstakken.
De drie vakcentrales dringen er bij de minister van Sociale Zaken op aan ook de hoofdarbeidersbonden een plaats te geven in de bedrijfsraden. De minister heeft daar geen behoefte aan. De werkgeversorganisaties evenmin…
Nu heeft de Bedrijfsradenwet niet die aanzet gegeven tot bedrijfstakoverleg zoals de vakbeweging garage had gezien. Dat neemt echter niet weg dat duideljk werd dat als de vakbeweging verder wilde gaan op de weg van economische ordening zij zich zou dienen te beraden op de meest gewenste structuur.