U bent hier
De kleine wereld van
Jetta blaast structuurdiscussie nieuw leven in
http://www.jeroensprenger.nl/jetta-blaast-structuurdiscussie-nieuw-leven-in.html

© 2013 De kleine wereld van

Jetta blaast structuurdiscussie nieuw leven in

De vakbeweging is opnieuw op zoek naar de kwadratuur van de cirkel, zoals oud-NKV-voorzitter Jan Mertens de discussie over de structuur van de vakbeweging ooit heeft genoemd. De opdracht is door de FNV-bondsvoorzitters in handen gelegd van PvdA-Kamerlid Jetta Klijnsma. Haar zoektocht moet op 23 juni eindigen op het oprichtingscongres van De Nieuwe Vakbeweging.

Aanleiding voor de nieuwe discussie is de uitkomst van de besluitvorming over het pensioenakkoord binnen de FNV. Daarbij is de ogenschijnlijk paradoxale situatie manifest geworden dat de twee grootste bonden, FNV Bondgenoten en AbvaKabo FNV, die een meerderheid van de FNV-leden organiseren, in hun streven geblokkeerd kunnen worden door de zeventien andere FNV-bonden, die een meerderheid aan stemmen hebben in de FNV Federatieraad. De stemverhouding tussen hen is 44 (Bondgenoten + AbvaKabo) om 56 (overige bonden). Begin december heeft naar aanleiding van de uitkomst van de besluitvorming over het pensioenakkoord een verzoeningsbijeenkomst plaatsgevonden in Dalfsen, onder leiding van oud-vakbondsbestuurder Han Noten en oud-SER-voorzitter Herman Wijffels. Het resultaat ervan is – zo is met veel aplomb aangekondigd – de opheffing van de FNV en de opdracht aan Jetta Klijnsma om de grondslag te leggen voor De Nieuwe Vakbeweging. Het organisatieprincipe daarvan is ‘bouwen van onderop’. “ De beroepsgerichte vakorganisaties zijn autonoom én opereren binnen de verbindende structuur van De Nieuwe Vakbeweging. Binnen De Nieuwe Vakbeweging verbinden de vakorganisaties zich met als doelstellingen het behartigen van beroeps- en/of sectoroverstijgende belangen van werkende mensen op landelijk niveau en het faciliteren en servicen van de vakorganisaties op de manier waarop vakorganisaties dat wensen en dat willen afnemen. De bevoegdheden van De Nieuwe Vakbeweging worden door de aangesloten vakorganisaties gemandateerd.” Daarnaast valt in het Akkoord van Dalfsen te lezen dat “de mogelijkheid wordt gecreëerd om rechtstreeks lid te worden van De Nieuwe Vakbeweging.” En: “Mensen kiezen zelf met welke vakorganisatie zij zich het meest verbonden voelen. Van die vakorganisatie zijn mensen lid.” Daarmee worden voor historisch bewuste vakbondsleden herinneringen opgeroepen aan het fameuze Blauwzwarte Boekje.

Direct na de Tweede Wereldoorlog vormen de vakcentrales NVV, KAB en CNV de Raad van Vakcentrales. Tegelijkertijd hebben zij met de werkgeversorganisaties de Stichting van de Arbeid opgericht. Vanuit beide organisaties beogen zij de naoorlogse economie van een nieuwe ordening te voorzien. Allerlei discussies die voor de oorlog al speelden over publieksrechtelijke bedrijfsorganisatie, beroeps- of bedrijfsgewijze organisatie, inrichting van de sociale zekerheid, komen daarin samen. De uitkomst is dat het model van beroepsgewijze organisatie – de grondslag waarop de vakbeweging is ontstaan – wordt verlaten. De nieuwe economische ordening is bedrijfstakgewijs ingericht en daarbij horen krachtige bedrijfsbonden. De situatie dat er tal van beroepsbonden aan de overlegtafels zouden zitten, omdat zij ook enkele leden vertegenwoordigen in bedrijf of bedrijfstak werd niet doelmatig en niet wenselijk gevonden. Zes weken na de Bevrijding vormt de Raad van Vakcentrales een Commissie tot onderzoek van het vraagstuk van de Bedrijfstaksgewijze organisatie der werknemersvakbeweging. Daarin zitten tal van prominente vakbondsleiders, zoals Ad Vermeulen (NVV), Hendrik Kuiper (KAB) en Marinus Ruppert (CNV). Binnen een jaar hebben zij hun bevindingen op papier gesteld. Naar de omslag is dat in het spraakgebruik het Blauwzwarte Boekje geworden. In de laatste zin van het rapport wordt voorgesteld ‘om de bedrijfstakgewijze organisatie na verloop van ongeveer een half jaar volledig in te voeren’. Dat is tamelijk ambitieus. Er kan over worden getwist of de invoering ooit is afgerond. Maar het heeft de indeling decennialang bepaald.

Van ouds is de vakbeweging ontstaan van uit het beroep, typografen organiseren zich, de timmerlieden, de diamantbewerkers. Zij organiseren zich plaatselijk, later landelijk en met elkaar vormen zij de vakcentrales. Sommige beroepsgroepen zijn klein, kunnen niet zelfstandig een eigen vakbond in stand houden en sluiten zich dan aan bij de meest nabije beroepsbond. Zo ontstaan de bouwvakarbeidersbonden. Intussen staat de ontwikkeling in het bedrijfsleven ook niet stel. Bedrijven worden groter, fuseren met andere bedrijven en brengen zo beoefenaren van verschillende beroepen bij elkaar. Tegelijkertijd groeit het aandeel van personeel op het kantoor van bedrijven. Wordt eerst dat type werk gedaan door de werkgever of zijn gezin zelf, later worden daar boekhouders en administrateurs voor ingehuurd. En zo ontstaan er mogelijkheden voor het veranderen van beroep binnen het bedrijf. De arbeider in de zuivelfabriek kan zo chauffeur worden op de wagen die de melk bij de boeren ophaalt. Deze hele ‘natuurlijke’ ontwikkeling leidt zelden tot conflict tussen de bonden van zuivelarbeiders en transportarbeiders. Bij wie moet deze man georganiseerd zijn. In een tijd dat ieder lid telt wil de zuivelbond hem niet kwijt en de transportarbeiders hem er graag bij hebben. Met de voortdurende veranderingen in bedrijven, maar ook met de ontwikkeling dat steeds minder werknemers hun gehele loopbaan één beroep uitoefenen binnen één bedrijf of bedrijfstak, nemen dit soort conflicten in omvang toe.

Voor de Tweede Wereldoorlog wordt er in de vakcentrales veel over gesproken. Maar tot een ingrijpende verandering komt het niet. Die komt met het Blauwzwarte Boekje. De uitvoering doet pijn. Oude bonden worden opgeheven, verschillende groepen van leden worden overgeschreven van de ene bond naar de andere en nieuwe bonden ontstaan. ‘Het is een morele plicht’ - zegt H. J. Vermeulen.  voorzitter van de Nederlandse Christelijke Beambtenbond en lid van de commissie die het blauwzwarte boekje uitbracht – ‘een besluit van onze christelijke vakbeweging mee te helpen uitvoeren’. Hij doelt dan op het doorgangshuis dat zijn bond voor velen is geweest. Rond 1950 telt zijn bond circa 10.000 leden. I n 1972 - de bond heet dan Dienstenbond CNV - zijn dat er niet veel meer. Maar in de tussenliggende jaren zijn er zo'n 12.000 leden overgeschreven naar andere CNV­ bonden, waartegenover slechts ongeveer 700 leden van andere bonden kunnen worden ingeschreven.
Weinig opwekkend is de wijze waarop binnen de KAB de bonden van technici, werkmeesters en handels-, kantoor-, en winkelbedienden de doorvoering van de bedrijfstakgewijze organisatie tegenwerken. Zij onttrekken zich feitelijk aan iedere discussie, hoewel zij publiekelijk weinig gelegenheden onbenut Iaten hun afwijzing van bedrijfstakgewijze organisatie kenbaar te maken. Uiteindelijk - in 1951 - leggen deze hoofdarbeidersbonden deze zaak voor aan het Nederlandse bisschoppencollege, achter de rug van de vakcentrale om. Het bisschoppencollege stelt een commissie in die het vraagstuk moet gaan bestuderen. In mei 1954 krijgt het bisschoppencollege de bevindingen van de commissie. Pas begin jaren zestig wordt de reactie van de bisschoppen ontvangen. Uit de controverse komt in het midden van de zestiger jaren een nieuwe bond voort: de Unie van Beambten en Hoger Personeel. Later wordt deze bond de Unie van Beambten, Leidinggevend en Hoger Personeel (Unie BLHP). Alle werknemers in middelbare en leidinggevende posities kunnen zich daarbij aansluiten. AI gauw stappen vertegenwoordigers van deze bond samen met collega's van de tot bedrijfsbonden omgevormde handarbeidersbonden naar de onderhandelingstafels in de verschillende bedrijfstakken.
Binnen het NKV- de KAB wordt in 1963 tot het Nederlands Katholiek Vakverbond omgevormd -voelt de Unie BLHP zich als een vreemde eend in de bijt. Tegen de maatschappijvernieuwing verheft de Unie eenzaam haar stem, zonder veel succes. De federatieve samenwerking van NVV en NKV- vanaf 1 januari 1976 - betekent het afscheid van de Unie BLHP.  Na enige tijd vindt zij onderdak bij de Raad voor Middelbaar en Hoger Personeel. Het Blauwzwarte Boekje heeft de kwadratuur van de cirkel niet gevonden. De Raad van Vakcentrales heeft al eerder het veld geruimd om plaats te maken te maken voor het Overlegorgaan van de Vakcentrales. Jan Mertens heeft er toentertijd niet om gerouwd. “De Raad had een perfecte structuur maar functioneerde niet, het Overlegorgaan heeft een zwakke structuur, maar werkt prima.”

Ook binnen het NVV is de kous niet af als binnen zijn kring wel de aanbevelingen van het Blauwzwarte Boekje zijn doorgevoerd. Eind jaren zestig lanceert voorzitter André Kloos het plan voor een, ongedeeld NVV. Zijn argumenten daarvoor vloeien naast de praktische noodzaak om zuiniger om te springen met de contributiecenten voort uit de noodzaak om de vakbeweging beter te Iaten reageren op de snelle maatschappelijke veranderingen. ‘De maatschappij is in ontwikkeling: bedrijfstakken expanderen, andere krimpen in, sommige zijn tot verdwijnen gedoemd. We moeten verwachten dat het switchen van mensen van de ene bedrijfstak naar de andere, van het ene beroep naar het andere, in versterkte mate zal voorkomen. We dienen ons af te vragen of, tegen die achtergrond gezien, de huidige - statische gedachte want uitgaande van de bestaande bedrijfstak - organisatievorm kan worden gehandhaafd.’ De meerderheid die Kloos met zijn opvattingen weet te verwerven is verre van overtuigend. Hij neemt zijn voorstel dan ook terug. Maar zoals binnen het NKV het Blauwzwarte Boekje leidt tot de oprichting van de Unie BLHP, voegen binnen het NVV enkele bonden zich samen tot de Industriebond NVV en de Bouwbond NVV. Die proberen binnen hun bedrijfstakken dan die ene ongedeelde vakbeweging te zijn.

Jetta Klijnsma is door de FNV-top op pad gestuurd. Binnen de kaders die zij van hen heeft meegekregen is de analyse die Kloos tot zijn plan heeft gebracht niet opgenomen. Terwijl die actueler is dan ooit. En de Europese en internationale dimensie zich sindsdien daarbij nog nadrukkelijker hebben aangediend. Generaals bereiden zich vaak voor op de vorige oorlog. Kennelijk gaat dat ook voor vakbondsvoorzitters op. In haar bespreekpunten, die ze midden februari heeft gepresenteerd, heeft Jetta haar opdracht nog niet zodanig verruimd dat er een grondslag kan worden gelegd voor een echt nieuwe vakbeweging, die de uitdagingen van toekomst aan kan. Maar ze nodigt iedereen uit om met haar in gesprek te gaan. Dus, wie weet…

Noten

Het blauwzwarte boekje, Vanberoepsorganisatie naar bedrijfsorganisatie, is in januari 1986 verschenen onder verantwoordelijkheid van de Vakbondshistorische Vereniging. De samenstelling was in handen van Hugo Klooster, Jeroen Sprenger en Vincent Vrooland.

Zie voor het laatste nieuws over de Kwartiermakers, http://kwartiermakersvakbeweging.nl

Zie voor meer over het Blauwzwarte Boekje: http://www.jeroensprenger.nl/het-blauw-zwarte-boekje.html

Artikel is eerder verschenen in VHV Nieuwsbrief van maart 2012